Monuments Regulation Aruba

AB 1991 no. GT 46 *CENTRAAL WETTENREGISTER* 30 oktober 2007
*************************
====================================================================
Intitulé : Monumentenverordening
Citeertitel: Monumentenverordening
Vindplaats : AB 1991 no. GT 46
Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34; AB 2000 no. 25
====================================================================

ALGEMENE BEPALINGEN

  • Artikel 1
    Voor de toepassing van deze landsverordening wordt verstaan onder:
    de Minister: de minister, belast met culturele aangelegenheden;
    monumenten: zaken welke vóór ten minste vijftig jaar vervaardigd zijn, en die van algemeen belang worden geacht wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap, de geschiedenis van het Land of hun volkskundige waarde;
    beschermde monumenten: monumenten welke zijn ingeschreven in het ingevolge deze landsverordening vastgestelde register;
    kerkelijke monumenten: onroerende monumenten en beschermde monumenten, onroerend van karakter, welke eigendom zijn van een kerkgenootschap, een godsdienstige gemeenschap of van een kerkelijke instelling, en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;
    stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten en pleinen, welke met een of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel;
    beschermde stads- en: stads- en dorpsgezichten welke zijn ingedorpsgezichten schreven in de ingevolge deze landsverordening vastgestelde registers.

MONUMENTENRAAD

  • Artikel 2
    1. Er is een Monumentenraad die tot taak heeft de Minister desgevraagd of uit eigen beweging van voorlichting te dienen in zaken welke op monumenten of stads- en dorpsgezichten betrekking hebben.
    2. De Monumentenraad houdt zich geregeld op de hoogte van de aanwezigheid van monumenten, alsmede van de toestand waarin de beschermde monumenten zich bevinden, en brengt daaromtrent ten minste eenmaal per jaar een rapport aan de Minister uit.
    3. De Minister regelt, voor zover nodig, zijn inrichting en werkwijze.
  • Artikel 3
    1. De Monumentenraad bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste elf leden.
    2. De voorzitter en de overige leden worden bij landsbesluit benoemd en ontslagen.
    3. Voor benoeming komen zoveel mogelijk personen in aanmerking, die geacht kunnen worden deskundig te zijn op het gebied van de bouwkunde, de kunst of de geschiedenis van land en volk van Aruba.
    4. Bij landsbesluit wordt een secretaris aan de Monumentenraad toegevoegd.

AANWIJZING TOT BESCHERMD MONUMENT

  • Artikel 4
    1. Monumenten kunnen door de Minister, de Monumentenraad gehoord, worden aangewezen tot beschermd monument.
    2. Een beschikking tot aanwijzing wordt schriftelijk ter kennis gebracht van degenen die als eigenaren en/of zakelijk gerechtigden van het betreffende monument aan de Minister bekend zijn. De kennisgeving welke aangetekend wordt verzonden, vermeldt de redenen waarom overwogen wordt de zaak tot beschermd monument aan te wijzen. Bij onroerende monumenten geschiedt de kennisgeving aan degenen die als zodanig in de kadastrale legger of de hypothecaire boekhouding bekend staan, alsmede aan de bewoner of feitelijk gebruiker van het aangewezen monument en de hypotheekbewaarder. De hypotheekbewaarder maakt van de kennisgeving een aantekening in de hypothecaire boekhouding.
  • Artikel 5
    1. Een beschikking tot aanwijzing wordt na de vijftigste dag, volgende op de schriftelijke kennisgeving ingevolge artikel 4, tweede lid, of in geval van indiening van een bezwaar- of beroepschrift binnen de daarvoor gestelde termijn, nadat de beslissing daarop onherroepelijk is geworden, zo spoedig mogelijk ter algemene kennis gebracht door plaatsing in de Landscourant van Aruba.
    2. Met ingang van de datum van de aangetekende verzending van de kennisgeving, bedoeld in artikel 4, tweede lid, tot het moment dat de inschrijving in de registers, bedoeld in artikel 6, eerste lid, plaatsvindt dan wel vaststaat dat het monument niet wordt ingeschreven in een van die registers, zijn de artikelen 8, tweede lid, tot en met 13, van overeenkomstige toepassing.
    3. Het is verboden gedurende de in het tweede lid bedoelde periode de bestemming van een onroerend monument te wijzigen.

REGISTER

  • Artikel 6
    1. Nadat in de Landscourant van Aruba een beschikking tot aanwijzing is geplaatst, wordt het desbetreffende monument ingeschreven in de openbare registers voor roerende, onderscheidenlijk voor onroerende zaken, onder vermelding van het aangeduide belang of de aangeduide belangen.
    2. De in het eerste lid bedoelde registers berusten onder de secretaris van de Monumentenraad.
    3. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de nodige voorschriften omtrent de inrichting en het beheer van de in het eerste lid bedoelde registers vastgesteld.
  • Artikel 7
    1. De secretaris van de Monumentenraad geeft aan de hypotheekbewaarder kennis van de inschrijving, ingevolge artikel 6, van een beschermd monument, onroerend van karakter.
    2. Van wijziging in de kadastrale tenaamstelling of kadastrale aanduiding van een beschermd onroerend monument geeft de betreffende hypotheekbewaarder binnen veertien dagen kennis aan de secretaris van de Monumentenraad, die deze wijziging aanbrengt in de in artikel 6 bedoelde registers.
    3. De Minister is bevoegd ambtshalve of op verzoek van de belanghebbenden, de Monumentenraad gehoord, in de registers wijzigingen te doen aanbrengen. De artikelen 4 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing.

VERGUNNING

  • Artikel 8
    1. Het is verboden zonder vergunning van de Minister of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorwaarden graafwerk te verrichten of te laten verrichten ter opsporing of ter onderzoeking van monumenten.
    2. Het is verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen.
    3. Het is verboden zonder vergunning van de Minister of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorwaarden:
    a. een beschermd monument af te breken, indien het onroerend van karakter is, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
    b. een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
  • Artikel 9
    Een vergunning als bedoeld in artikel 8, wordt schriftelijk verzocht. Daarbij worden de door de Minister verlangde gegevens overgelegd. De Minister zendt omgaand een ontvangstbevestiging aan belanghebbende, met vermelding van de datum van ontvangst.
    2. De Minister beslist, de Monumentenraad gehoord, op het verzoek binnen zes maanden na de datum van ontvangst. Indien hij zijn beslissing niet binnen zes maanden na de dag van ontvangst ter kennis van de verzoeker heeft gebracht, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
    3. De Minister kan aan een vergunning voorwaarden verbinden in het belang van het monument.
    4. Indien de vergunning is geweigerd of aan de vergunning voorwaarden zijn verbonden en de belanghebbende daardoor schade lijdt, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kan de Minister hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.
  • Artikel 10
    De Minister neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge artikel 9 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefeningen in dat monument in het geding zijn.

BESCHERMDE MONUMENTEN

  • Artikel 11
    De Minister kan, zo nodig met behulp van de sterke arm, doen beletten, dat wordt gehandeld in strijd met een verbod of een voorwaarde, bedoeld in artikel 8. Hij kan op kosten van de overtreder ongedaan maken, hetgeen in strijd hiermede is verricht, en het beschermde monument, voor zover nodig, in zijn vroegere toestand doen terugbrengen. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, geschiedt dit niet, dan nadat de overtreder schriftelijk is gewaarschuwd.
  • Artikel 12
    1. De eigenaren, de zakelijk gerechtigden of degenen die ingevolge het Burgerlijk Wetboek van Aruba (AB 1989 no. GT 100) tot onderhoud en herstel gehouden zijn, zijn verplicht de werkzaamheden tot onderhoud en herstel van het beschermde monument naar goed beheer te verrichten of te doen verrichten.
    2. Indien de betrokken natuurlijke of rechtspersonen in verzuim zijn tijdig zelf de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden te verrichten, kan de Minister, met inachtneming van een termijn van drie maanden en na aan hen gedane aanmaning en voor zover binnen die termijn zodanige werkzaamheden niet worden aangevangen of niet regelmatig vanaf het aanvangen daarvan uitgevoerd, die werkzaamheden doen verrichten.
    3. De gerechtigden tot een beschermd monument zijn verplicht de uitvoering van de werken welke de Minister, de Monumentenraad gehoord, daaraan of daarin nodig of wenselijk acht, of waartoe hij ingevolge artikel 11 of het tweede lid van dit artikel opdracht heeft gegeven, te gedogen. De uitvoering van de werken wordt, zo nodig, mogelijk gemaakt met behulp van de sterke arm.

KOSTEN

  • Artikel 13
    1. De noodzakelijke kosten van onderhoud en herstel van een beschermd monument komen voor een deel, per geval door de Minister vast te stellen, ten laste van het Land en voor het overige deel ten laste van de ingevolge artikel 12, eerste lid, tot onderhoud en herstel verplichte natuurlijke personen of rechtspersonen. De ten laste van het Land komende kosten worden, na daartoe ingediend schriftelijk verzoek van de belanghebbenden, door het Land vergoed.
    2. De kosten van onderhoud en herstel van de ingevolge artikel 12, derde lid, door de Minister nodig of wenselijk geachte toevoegingen aan een beschermd monument, komen voor het geheel ten laste van het Land.
    3. Indien een beschermd monument bestaat uit een bouwval of uit de resten van een nederzetting, hebben de eigenaren of zakelijk gerechtigden geen aanspraak op het genot daarvan en zijn verplicht de door of vanwege de Minister toegelaten bezoekers toegang tot het beschermde monument te verlenen. Zij hebben daarentegen recht op een jaarlijkse vergoeding van Landswege van de huurwaarde van de grond waarop het beschermde monument zich bevindt. De kosten van deszelfs onderhoud komen eveneens voor het geheel ten laste van het Land.
  • Artikel 14
    1. De Minister kan bij dwangbevel de ingevolge deze landsverordening voor rekening van een ander door het Land gedane uitgaven invorderen.
    2. Het dwangbevel wordt op kosten van de schuldenaar bij deurwaardersexploit betekend en ten uitvoer gelegd op de wijze, bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba ten aanzien van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven.
    3. Binnen dertig dagen na de betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van het Land. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging.
  • Artikel 15
    1. Aan de eigenaren en zakelijk gerechtigden van monumenten kan door de Minister, op advies van de Monumentenraad, een bijdrage vanwege het Land in de kosten van onderhoud en herstel worden toegekend.
    2. Aan de tegemoetkoming worden voorwaarden verbonden, vast te stellen volgens regelen te stellen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

BESCHERMDE STADS- EN DORPSGEZICHTEN

  • Artikel 16
    Gehoord de Monumentenraad, kunnen de Minister en de minister van Algemene Zaken stads- en dorpsgezichten aanwijzen, welke naar hun oordeel voor bescherming in aanmerking komen, en kunnen zij zodanige aanwijzing. Van aanwijzing en intrekking doet de Minister mededeling in de Landscourant van Aruba en geeft hij kennis aan de Monumentenraad en de Staten.
  • Artikel 17
    De secretaris van de Monumentenraad houdt een register aan. In het register schrijft hij de stads- en dorpsgezichten in, onderscheidenlijk voert hij deze van het register af, voor zover tegen de aanwijzing onderscheidenlijk intrekking binnen de daarvoor in de Landsverordening administratieve rechtspraak (AB 1993 no. 45) gestelde termijn geen bezwaar of beroep is ingesteld of een beslissing op een zodanig bezwaar of beroep onherroepelijk is geworden.

OPGRAVINGEN EN VONDSTEN

  • Artikel 18
    1. Van vondsten van zaken die duidelijke aanwijzingen inhouden van roerende monumenten bij opgravingen en graafwerk, zal door de vinder, hetzij door de uitvoerder van de graafwerkzaamheden of diens plaatsvervanger, binnen drie dagen mededeling worden gedaan aan de Minister. Deze doet hiervan onmiddellijk mededeling aan de Monumentenraad.
    2. Roerende monumenten kunnen op aanwijzing van de Minister naar een voor hun bewaring geschikte plaats worden overgebracht.
    3. De eigenaar van een beschermd monument, roerend van karakter, is op aanwijzing van de Minister, de Monumentenraad gehoord, verplicht tot eigendomsoverdracht daarvan door levering aan het Land, doch heeft recht op een uitkering gelijk aan de waarde van het voorwerp.
    4. De minister kan, de Monumentenraad gehoord, bepalen, dat beschermde monumenten, roerend van karakter, ter openbare bezitting in bruikleen worden afgestaan.
    5. Met monumenten wordt in dit artikel, onder het eerste lid, bedoeld, voorwerpen waarvan de vinder redelijkerwijs moet vermoeden, dat zij als zodanig dienen te worden beschouwd.

BEROEP

  • Artikel 19
    In afwijking van de artikelen 9, vierde lid, en 23, vierde lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (AB 1993 no. 45) schorst het instellen van bezwaar of beroep tegen een vergunning, verleend krachtens artikel 8, of artikel 9, tweede lid, de werking van die vergunning.

TOEZICHT

  • Artikel 19a
    1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren. Een zodanig landsbesluit wordt bekendgemaakt in de Landscourant van Aruba.
    2. De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:
    a. alle inlichtingen te vragen;
    b. inzage te verlangen van alle zakelijke boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
    c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
    d. alle plaatsen en beschermde monumenten, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.
    3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats of monument als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.
    4. Kerken en andere gebouwen, bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, worden ambtshalve niet betreden gedurende een godsdienstoefening of een bezinningssamenkomst.
    5. Beschermde monumenten worden niet betreden tussen zonsondergang en s’morgens acht uur.
    6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren.
    7. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren alle medewerking te verlenen, die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

  • Artikel 20
    Hij die de bij of krachtens deze landsverordening gestelde voorschriften, met uitzondering van artikel 19a, vijfde en zevende lid, overtreedt, dan wel handelt zonder of in strijd met een vergunning of in strijd met een voorwaarde als bedoeld in de artikelen 8 en 9, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste vijfduizend florin.
  • Artikel 21
    De feiten, bij deze landsverordening strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.
  • Artikel 22
    (vervallen)
  • Artikel 23
    Deze landsverordening kan worden aangehaald als Monumentenverordening.